Noodzakelijke motorveiligheidsschakelaar

Toegestaan zijn motorveiligheidsschakelaars, die aan de volgende voorwaarden voldoen, anders komt de overeenstemming te vervallen:

De bedrading van de motorveiligheidsschakelaar moet conform schakelschema afb. D plaatsvinden. De motorveiligheidsschakelaar moet op de nominale stroom van de motor ingesteld worden (niet Imax).

De vermelding van de nominale stroom op het typeplaatje heeft alleen betrekking op de vrijblazende toestand van de ventilator. De nominale stroom op het desbetreffende werkpunt van de ventilator kan afhankelijk van de luchtweerstand van het ventilatiesysteem afwijken. In ingebouwde toestand moet de werkelijk aanwezige bedrijfsstroom overeenkomstig worden bepaald en op de motorveiligheidsschakelaar worden ingesteld, zodat de motorveiligheidsschakelaar betrouwbaar uitschakelt.

Verplichte instel-/uitschakelingwaarden voor de motorveiligheidsschakelaar, zie typeplaatje.

Verplicht is een uitschakeling bij een kortsluiting.

Na het wegvallen van alle oorzaken van de storing begint de aangesloten motor niet vanzelf weer te draaien. Een opnieuw inschakelen mag alleen handmatig mogelijk zijn (blokkering tegen opnieuw inschakelen).

Voor een optimale beveiliging raden wij de conform RL 2014/34/EU motorveiligheidsschakelaar met typegoedkeuring MAICO MVEx aan – neem a.u.b. de gebruiksaanwijzing van de MVEx in acht.